Het LPi-systeem werkt net zoals het benzine injectie-systeem: vloeibare brandstof wordt rondgepompt en aan de injectoren aangeboden. Het systeem bevat een brandstoftank met een geïntegreerde pomp. Deze pomp verhoogt de druk in het brandstofsysteem en pompt het vloeibare LPG naar de drukregelaar. De drukregelaar regelt de druk in het systeem. Hij bevat ook een veiligheidsafsluiter die geopend wordt wanneer er overgeschakeld wordt tussen benzine en autogas. De brandstof bereikt de injectoren die in het inlaatspruitstuk zijn gemonteerd. Het overtollige LPG wordt via de retourleiding en de drukregelaar naar de tank teruggevoerd. De LPG-injectoren worden aangestuurd door de LPG-regeleenheid (LPE). Hiervoor wordt het signaal voor de benzine-injectoren afkomstig van de originele ECU gebruikt dat vervolgens wordt vertaald voor de LPG-injector. Alle oorspronkelijke signalen van het motormanagement en diagnosefuncties blijven zodoende intact.